The Geld.

Traditie

Cover Image for Traditie
K.P.
K.P.

Veronica wil om de week langs bij haar ouders. Om de week. Dat is elke twee weken een keer. Dat is zesentwintig keer per jaar. Als we twee weken op vakantie zijn, of we kunnen onverhoeds niet, dan halen we het in. Ze staat er op. En ik moet mee. Verder hou ik van Veronica. Ze maakt leuke grapjes als we naar het nieuws kijken, ze heeft een hekel aan ruzie, ze vindt het niet erg dat ik kaal word, ze heeft mooie dikke lippen en ze laat Jack en Russel uit als ik even geen zin heb. We hebben elkaar ontmoet op de verjaardag van neef Willem. Mijn neef Willem, zij was een oude jeugdvriend, we hebben de hele avond staan praten over haar droom om ooit nog eens naar Florida te gaan, over dat Amerika echt een gek land is, begin volgend jaar gaan we eindelijk, een maand, ik heb er vreselijk veel zin in, behalve in de maand erop, dan moeten we dus elke week naar haar ouders.

Het is traditie, zegt ze. Terwijl haar broer nooit gaat. Ok, Gerard woont in Hongarije, maar ik verdenk hem ervan naar Hongarije te zijn verhuisd zodat hij niet om de week naar zijn ouders hoeft. Om twee uur stappen we in de auto, om half drie komen we aan, we drinken koffie, Veronica vertelt hoe de afgelopen veertien dagen waren, haar moeder vraagt hoe het gaat met de honden, ze speelt samen met haar vader een stukje Chopin, hij de hoge tonen en zij de lage want dat contrasteert zo lekker, haar moeder vraagt of we nog iets nodig hebben, niemand vraagt mij ooit iets, en om half vijf zijn we weer thuis. De eerste paar maanden dacht ik dat het wel zou overwaaien, dit konden we toch niet volhouden op deze manier, maar jawel, we houden het al vier jaar vol en het ziet er niet naar uit dat de traditie op korte termijn gaat uitsterven. Op lange termijn ook niet. Nou ja, de ouders van Veronica kunnen natuurlijk doodgaan, maar ze hebben vroeg kinderen gekregen en eerlijk is eerlijk, ze zien er nog kerngezond uit.

Haar moeder doet open. Ze wonen in een oud winkelpand, vroeger hadden ze een bakkerij. Ik hoor je denken, welke bakker speelt er nou Chopin, nou, de vader van Veronica dus. Zelf weet hij ook hoe apart dat is, vroeger stond er zelfs een piano in de winkel, als er dan even geen klanten waren ging hij spelen, het hele dorp vond dat geweldig, ik zie hem al zitten met z’n zelfingenomen kop, nonchalant in zijn bakkerskleding tussen de warme broodjes, het zal hem vast geen windeieren hebben gelegd, ze konden zelfs vervroegd met pensioen.

We lopen door de gang en worden welkom geblaft door Jody de Duitse herder. Ik vind het een vreemde naam voor een Duitse herder maar Veronica beweert dat haar ouders de hond naar Jody Bernal hebben vernoemd omdat Veronica vroeger verliefd op hem was. We nemen plaats op de bank en haar moeder vraagt of we koffie willen. Haar vader zit nog even de krant te lezen, Veronica geeft hem een kus over de krant heen en ik zeg hem gedag. Haar moeder komt de woonkamer in met vier kopjes koffie, zet ze neer op de salontafel en loopt naar de keuken om de schaal met koekjes te pakken. Ik kijk naar Veronica. Ze lacht naar me en neemt een slok koffie. Haar moeder stapt de woonkamer weer in met de schaal koekjes, haar vader leest zijn artikel uit, gromt iets over bezuinigingen en waarom het toch altijd dezelfde landen zijn, legt zijn krant weg en neemt een slok koffie. Ik snap niet waarom ik altijd mee moet. Veronica vertelt over de afgelopen twee weken, dat ik er aan denk om te solliciteren bij een groter bedrijf omdat we meer zekerheid willen maar dat het lastig is omdat we de reis naar Florida al hebben geboekt, en welke werknemer neemt er nou iemand aan die meteen een maand weggaat. Ik weet wat ze doet, ze geeft een voorzet die ik makkelijk in kan koppen, en ik leg uit dat ik wil proberen om die maand precies tussen mijn oude en mijn nieuwe werk te laten vallen. Er wordt beleefd geknikt. Verstandig inderdaad.


Ik moet opeens plassen en excuseer mezelf. Op de gang blijf ik een moment staan. Ik hoor haar vader hard lachen en voel me heel erg overbodig. Mijn hand gaat naar de klink van de wc-deur, maar ik bedenk me. Ik kan natuurlijk nu die deur open maken, in de wc plassen, de rand niet schoonmaken maar de bril er gewoon weer overheen leggen, teruggaan en luisteren naar de verhalen van Veronica, verhalen die ik ken omdat ik er bij was. Maar ik doe het niet. In plaats daarvan loop ik naar links, de gang in, en ik kijk naar de trap. Ik ben nog nooit boven geweest, de visites beperken zich tot de woonkamer en de wc, ik ben nog nooit rondgeleid, gek eigenlijk. Opeens voel ik een windvlaag de trap afkomen, een windvlaag die me roept. Ik moet naar boven. Zachtjes sluip ik de trap op, ik kan vast wel iets langer weg blijven, misschien ben ik aan het poepen, weten zij veel.

De trap maakt een knik en eenmaal boven zie ik drie deuren. Links twee, rechts een, aan het einde van de gang is de trap naar zolder. Ik neem de eerste deur links.

Het is de slaapkamer. Een onopgemaakt bed, twee nachtkastjes met boeken, een stoel met wat kleren, het is minder opgeruimd dan beneden en ik bespeur warempel een beetje sympathie voor ze. Ik doe de deur zachtjes weer dicht en sluip naar de tweede deur links.

Op het eerste gezicht is het een normale werkkamer. Een bureau, een stoel, een kast met mappen en boeken, niks bijzonders. Ik stap de kamer in en er bekruipt me een vreemd gevoel, alsof iemand me aankijkt. Ik kijk naar rechts en mijn hart stopt met kloppen. Er staat een levensechte pop van een man van middelbare leeftijd, gekleed in een kaki broek en een rood overhemd, hij heeft blonde krullen, dikke lippen en hij kijkt me aan met een doodenge grijns. Ik doe mijn best om niet door mijn knieën te zakken, ik wankel naar achter en hou me net op tijd vast aan de deurklink. Ik moet mijn hoofd afwenden, ik durf niet te kijken, wat is dit, waarom staat hier een wassen beeld van een volwassen man? Voorzichtig kijk ik de pop weer aan, en langzaam daalt het besef in dat ik niet naar een wassen pop kijk maar naar een opgezet lichaam. De huid is dof en een beetje ingedroogd, de ogen zijn duidelijk nep, maar verder bestaat er geen twijfel. Dit is een dode man, opgezet als een soort mannequin, ik zie nu ook dat hij rechtop wordt gehouden door een houten balk die verticaal achter zijn rug loopt. Dan zie ik het. Het is haar broer, het is Gerard. Ik herken hem van de foto’s. Mijn gedachten buitelen over elkaar heen, waarom is Gerard niet in Hongarije, is Gerard überhaupt ooit in Hongarije geweest, hoe lang is Gerard al dood, wie heeft hem opgezet, dat moeten die ouders zelf hebben gedaan, zoiets besteed je niet uit, waarom grijnst hij zo, ik moet hier zo snel mogelijk weg. Ik verlaat de kamer, sluip de trap af en loop de woonkamer in alsof er niks aan de hand is. Veronica en haar vader spelen samen piano, haar moeder kijkt vertederd naar ze en ik neem een slok van de koude koffie. Ik moet nog steeds plassen, ik hou het bijna niet meer, en als ik naar Veronica kijk lacht ze naar me terwijl ze de lage noten speelt. Daarom moeten we om de week op visite. Omdat ze anders wordt opgezet. Dat is het. En daarom moet ik mee. Omdat ze bang is. Opeens zie ik geen onbezorgde Veronica maar een vrouw die krampachtig haar ouders probeert tevreden te houden. Waar ben ik in beland. Het resterende bezoek bestaat uit mijn plas ophouden en niet gillend wegrennen. Het duurt en het duurt maar, eindelijk is het vier uur en zeggen we haar ouders gedag.

Ik leeg mijn blaas naast de auto. Veronica vindt het vreemd, ik zeg dat ik al een tijdje last heb van een zwakke blaas, ik ga morgen wel even naar de dokter. Als ze naar me lacht terwijl ze de auto instapt blijf ik even staan. Weet Veronica dat haar broer daar staat? Ik ging er van uit van niet, maar waarom? Het is niet alsof ze hem goed hebben verstopt. Ze heeft het nooit over hem, ze heeft geen contact met hem zegt ze, maar ik weet niet meer wat en wie ik moet geloven. Ik stap in en kijk naar haar. Ze lacht naar me, met die mooie dikke lippen. Ik geef haar een zoen. De lippen voelen warm en fijn en vertrouwd.

We zwijgen het grootste deel van de rit, en ook dat voelt fijn en vertrouwd. Ik begin aan mezelf te twijfelen. Heb ik het verzonnen? Maar ik verzin nooit iets, ik heb nog nooit gehallucineerd, er stond daar een pop van Gerard. Misschien was het niet echt Gerard, misschien was het een replica, Gerard is natuurlijk ver weg en hij wordt vast erg gemist. Ze houden heel erg veel van hun kinderen, dit moet het zijn. Ik heb ook nog nooit een opgezet mensenlichaam gezien, waarom zou ik dat nu opeens kunnen herkennen? Dat kan ik helemaal niet. En bovendien, een bakker die én piano speelt én mensen kan opzetten, nee, dat is veel te veel van het goede.


Meer geld

Cover Image for Algiers

Algiers

R.H.
R.H.
Cover Image for Bezit

Bezit

K.P.
K.P.